De Frans Hals Wandeling

Geplaatst op: 26 oktober 2023

Leestijd 21 minuten

Frans Hals

De vader van Frans Hals, François, was textielarbeider en emigreerde met zijn gezin vanuit de Zuidelijke naar de Noordelijke Nederlanden. Kleine Frans was toen hoogstwaarschijnlijk twee of drie jaar oud. Zij waren trouwens niet de enigen. Aan het einde van de 16e eeuw kwamen veel mensen uit de Zuidelijke Nederlanden naar Haarlem. De nieuwkomers namen hun kennis, kunde en handel mee. Zo kwamen er veel Vlamingen en Brabanders met kennis op het gebied van textiel deze kant op. In die periode verdubbelde het aantal inwoners van Haarlem, van 20.000 inwoners eind in 1577 naar 40.000 inwoners in 1622. Over de eerste jaren van de familie Hals in Haarlem weten wij niet veel. Wat wij wel weten, is dat vader François en zijn vrouw Adriana drie zonen hadden: Frans en zijn twee jongere broers Joost en Dirck. De doop van Dirck in 1591 is geregistreerd. Frans is dan acht jaar oud. Frans Hals is begonnen als leerling Karel van Mander, een klassiek geschoolde schilder die meerdere leerlingen heeft. Hij blijft zijn leerling tot waarschijnlijk 1603. Vanaf 1610 komen wij iets meer over hem te weten. In dat jaar wordt Frans, hij is dan ongeveer 27 jaar oud, lid van het Sint Lucasgilde. Dit is de beroepsvereniging van schilders en pas als een schilder tot dit gilde is toegelaten, kan hij zelfstandig werken én schilderijen verkopen. En dat doet hij volop, hij is echt enorm productief. Zijn vroegst bekende schilderij was trouwens een portret van de rooms-katholieke priester Jacobus Zaffius. Hij maakte het in 1611. En zijn eerste opdracht voor een schuttersstuk was dat van de St. Jorisdoelen. Die kreeg hij in 1616. Zijn laatste grote opdracht was die van de regentessen van het Sint Elisabeth Gasthuis, waarschijnlijk in 1664. Behalve in opdracht schilderde Frans Hals ook op eigen initiatief. Zijn schilderijen verkocht hij dan op de vrije markt, net als veel andere schilders. Dit gebeurde in herbergen, tijdens jaarmarkten, bij veilingen en met hulp van kunsthandelaren. In de 17e eeuw was er enorm veel belangstelling voor schilderijen. Aan het eind van zijn leven werd Frans Hals minder productief en kreeg hij het financieel steeds zwaarder. De stedelijke overheid ging hem helpen met jaargeld, mogelijk als eerbetoon voor wat hij had gedaan voor de stad. Want dat was heel veel. Als hij in deze tijd zou hebben geleefd, zouden we zeggen dat hij Haarlem op de kaart heeft gezet.

Gezinsleven

Frans Hals is twee keer getrouwd. In 1610 trouwt hij met Anneke Harmensdr. Zij is dan zwanger van hun eerste kind, Harmen. Het was vrij gebruikelijk om te trouwen als je zwanger was. Het jongetje wordt in 1611 gedoopt. Frans en Anneke krijgen in totaal drie kinderen, waarvan er één vroeg overlijdt. Anneke sterft in 1615. Twee jaar later trouwt Frans Hals met Lysbeth Reyniersdr. Met haar krijgt hij nog elf kinderen! Oftewel, hij had een druk gezinsleven. Volgens de verhalen ontsnapte hij daaraan door naar de kroeg te gaan.

Liefde voor de stad

Frans Hals verliet zelden de stad. Dat was ook niet nodig want in Haarlem kon hij rekenen op tal van opdrachten. Zo schilderde hij er vijf schuttersstukken en drie regentenstukken, naast vele individuele portretten en een aantal familiegroepen. Opdrachtgevers die buiten Haarlem woonden, vroeg hij om naar Haarlem te komen. We weten dat hij in Antwerpen is geweest, waarschijnlijk om zaken van zijn overleden vader af te handelen. En hij is ook in Amsterdam geweest om voor portretopdrachten waaronder van de mannen van een compagnie schutters. Dit schilderij is het korporaalschap van kapitein Reynier Reael en luitenant Cornelis Michielsz Blaeuw. Het is afgemaakt door een andere schilder. Waarom? Frans Hals weigerde om naar Amsterdam te gaan om het af te maken en dus werd de opdracht overgedragen aan Pieter Codde. Leuk om te weten: dit schilderij werd in de 18e eeuw de Magere Compagnie genoemd, omdat de schutters in die tijd werden gezien als slank. En ook toen de beroemde Vlaamse schilder Antoon Van Dyck hem – volgens de legende – probeerde te verleiden om zijn carrière in Engeland voort te zetten, bleef Frans Hals in Haarlem.   

Zijn uiterlijk

Van veel tijdgenoten zijn er zelfportretten en we weten dus hoe deze schilders eruitzagen. Helaas geldt dit niet voor Frans Hals. Of toch wel? Op zijn laatste schuttersstuk staat hij afgebeeld. Tenminste, volgens een getuigenis uit 1690. Toen werd oude schutters gevraagd te noteren wie er op het schilderij stonden. Vijftig jaar later werden deze namen op een bord onder het schilderij genoteerd. Wat ook als bewijs kan dienen dat hij het echt is, is dat het in die tijd gebruikelijk was dat schilders zichzelf aan een portret toevoegden. En nog een stukje bewijs is dat hij zelf ook langere tijd schutter was. Aan de andere kant: hij was geen onderofficier of officier zoals de anderen op dit portret. Maar als het hem is, dan was hij in die tijd een vroege vijftiger met halflang donkerblond haar, een snor en een sik.  

Is er dan verder helemaal geen (zelf)portret van hem? Ja en nee. Het kan niet anders dan dat er ook zelfportretten van hem zijn waarop hij alleen staat afgebeeld. In het verleden zijn er wel portretten voor zelfportretten aangezien, maar altijd zonder overtuigend bewijs. Er is wel een groot aantal identieke portretten van een man met een hoed die algemeen worden aangezien als kopieën van een origineel dat verloren is gegaan. De man op deze portretten lijkt erg op de man op het schuttersstuk. De deskundigen zijn het met elkaar eens: dit is Frans Hals. Een van de kopieën bevindt zich in de collectie van het Frans Hals Museum. 

Frans Hals Museum Hal - Vleeshal

De nieuwkomers kwamen voornamelijk uit de Zuidelijke Nederlanden. Velen van hen werkten in de textielindustrie, maar er waren ook schilders en architecten. Zo kwam architect Lieven de Key uit Gent. De Vleeshal moest niet alleen groter zijn, maar ook mooier dan de oude hal. Een pronkstuk waarmee het gemeentebestuur wilde laten zien dat het weer goed ging met de stad, na een grote stadsbrand, de pest en oorlog. De afwisseling van bak- en natuursteen en de vele versieringen maakten van de Vleeshal een echte blikvanger. Het is dan ook niet zo gek dat de hal vaak voorkomt op schilderijen. Een voorbeeld? Wat dacht je van het bekende stadsbeeld van de Grote Markt van Gerrit Berckheyde, natuurlijk te zien in het Frans Hals Museum.  

Stadhuis

In 1590 werd de westvleugel van het Stadhuis verbouwd tot logement voor stadhouders. Het kreeg de naam Prinsenhof. Leuk detail: het bordje met die benaming hangt nog steeds aan de westkant van het Stadhuis. In dit Prinsenhof hingen schilderijen van belangrijke kunstschilders. Deze waren eerst in bezit van de kerk, maar na de reformatie in de 16e eeuw nam de stad alle eigendommen van de katholieke kerk in beslag: de gebouwen en de kunst. En de galerij was openbaar. Het kan dus niet anders dat dat Frans Hals daar heeft rondgelopen. Wat hij toen natuurlijk niet wist, is dat in 1862 het Stedelijk Museum van Haarlem zich zou vestigen in het Stadhuis. Ook niet dat anderen naar zijn werken zouden komen kijken. En dat die andere schilders van naam waren, zoals Van Gogh en Monet. En om het beeld compleet te maken: dit Stedelijk Museum was de voorloper van het Frans Hals Museum, dat in 1913 zijn deuren opende aan het Groot Heiligland.

Smedestraat

Frans Hals portretteerde regelmatig mensen met een glas in de hand. Sommige schutters op de schuttersstukken, Malle Babbe met een bierpul in haar hand, Peeckelhaeringh, de toneelfiguur met eeuwige dorst, de waardin die vele glazen vulde en niet te vergeten ‘De vrolijke drinker’, het beroemde schilderij met een plek op de eregalerij van het Rijksmuseum in Amsterdam. En in een eerste biografie uit 1718 staat een anekdote van een bezoek van schilder Antoon van Dyck die op zoek was naar Hals en enige tijd nodig had om “hem in de bierkroegen op te zoeken, daar hij niet eer kwam, voor hij zijn pintje geleegd had”. Of dit echt waar is, weten we niet. Maar Frans Hals is door dit verhaal wel de boeken ingegaan als iemand die zelf ook van een drankje hield. 

Grote of St.-Bavokerk

De Grote of St.-Bavokerk is beeldbepalend voor Haarlem en dus ook een geliefd onderwerp voor schilders. Zo schilderde landschapsschilder Jacob van Ruisdael gezichten op Haarlem met de kerk aan de horizon. En ook Gerrit Berckheyde heeft de kerk geschilderd. En, je raadt het al, schilderijen met de Grote of St. Bavokerk zijn uiteraard te bewonderen in het Frans Hals Museum. En over deze kerk als laatste rustplaats: naast Frans Hals zijn er ook andere schilders in de kerk begraven, zoals Cornelis van Haarlem en Pieter Saenredam.  

De katholieken mochten pas weer hun eigen kerken bouwen aan het einde van de 19e eeuw. De katholieke Bavo aan de Westergracht is gebouwd tussen 1895 en 1930. Om verwarring met de oude Bavo op de Grote Markt te voorkomen, wordt deze kerk sinds kort de KoepelKathedraal genoemd.  

Judith Leyster, Zelfportret, 1630, National Gallery of Art, Washington D.C.

Geboortehuis Judith Leyster

Judith Leyster was, net als Frans Hals, kind van Vlaamse ouders. Aan hun huis hing een uithangteken met de naam Leystar, een naam die de familie zichzelf had gegeven. De ster verwijst naar de ster van Bethlehem, de ster waarop men koerst. Het zelfvertrouwen dat de vader van Leyster hiermee toonde, gaf hij door aan zijn dochter. Zij signeerde haar werken met een ster.  

Zij en Frans Hals hebben trouwens flinke ruzie gehad. Een van haar leerlingen was van haar atelier overgelopen naar dat van Frans Hals, zonder aankondiging en zonder het lesgeld van een kwart jaar te betalen. De zaak werd voorgelegd aan het gildebestuur. Hun oordeel: Judith Leyster had gelijk. Ze kreeg een deel van het lesgeld terug en Frans Hals moest de leerling wegsturen. 

Woonhuis Michiel de Wael

De rijke families in Haarlem kenden elkaar, huwelijken tussen mannen en vrouwen uit deze families waren niet ongebruikelijk. Michiel de Wael behoorde tot deze kringen. En hoe! Hij had maar liefst twee bierbrouwerijen: De Son en ’t Roode Hart. En dan was hij ook een van de vijf commissarissen van de Kleine Bank van Justitie, een rechtbank voor kleine geschillen. De elite verdeelde dit soort erebaantjes onderling. En de meeste rijke Haarlemmers hadden banden met de West-Indische Compagnie en de Verenigde Oost-Indische Compagnie en waren zo (in)direct betrokken bij de slavenhandel.  

Oude Gracht

Wij kunnen het ons niet voorstellen, maar de Gedempte Oude Gracht was ooit een schilderachtige gracht. Job Berckheyde maakte in de zomer van 1666 een schilderij van een gracht met bruggen en bomen aan de kades. Het gaat waarschijnlijk om de Oude Gracht, maar helemaal zeker is dat niet. Wat wel zeker is, is dat Frans Hals er heeft gewandeld. En hij zou ook het schilderij gezien kunnen hebben toen de verf nog maar net droog was. Hij stierf diezelfde zomer van 1666 in augustus.  

En nog een leuk weetje over de drooglegging van het Haarlemmermeer. Droogleggen kon pas tussen 1848 en 1852. De plannen hiervoor waren al veel eerder gemaakt, alleen kon het toen nog niet omdat het meer te groot was om met windmolens leeg te pompen. Na de uitvinding van de stoommachine kon het ineens wel. De oude gracht werd de gedempte oude gracht.

Cluveniersdoelen

Frans Hals heeft de officieren en onderofficieren twee keer geportretteerd. Het eerste schilderij dateert uit 1627, het tweede uit 1633. Allebei de schilderijen hebben als decoratie in de Doelenzaal gehangen, die trouwens nog steeds de Doelenzaal heet. In de 19e eeuw kwamen de schilderijen in het stadhuis te hangen, dat wil zeggen: in 1862 werden ze getoond in het Stedelijk Museum dat op 30 juni van dat jaar was geopend en was gehuisvest in het Stadhuis. In 1913 verhuisden de schilderijen naar het Frans Hals Museum, in de jaren ’50 van de vorige eeuw kregen ze een plek in de speciale schutterszaal. 

Vijfhoek

De nieuwkomers kwamen uit de Zuidelijke Nederlanden. Dat is terug te zien aan de straatnamen, zoals de Vlamingstraat. Ook zijn er veel namen die verwijzen naar de textielindustrie, waarin velen van hen werkten. Een paar voorbeelden? Wat dacht je van de Drapenierstraat (een drapenier is een lakenwever), de Wolstraat, de Gedempte Voldersgracht (vollen is het bewerken van een weefsel om dit compacter te maken), de Lange Lakenstraat, de Korte Lakenstraat en de Nieuwe Raamstraat (stoffen werden gespannen op ramen). 

Nieuwekerksplein en Nieuwe Kerk

Jacob van Campen was ook de architect van het Koninklijk Paleis op de Dam in Amsterdam, toentertijd het stadhuis. Als je de Nieuwe Kerk van binnen wilt zien, kun je er zomers terecht. Je kunt ook de schilderijen van Saenredam bekijken. Architectuur was de specialiteit van deze schilder en de schilderijen geven een goed beeld van het interieur. Nu we het over specialiteiten hebben: veel schilders kozen in die tijd voor een specialisme. Hierdoor konden ze meer produceren en werden ze bekend op hun eigen vakgebied. Zo was Jacob van Ruisdael gespecialiseerd in landschappen en zoals je waarschijnlijk al hebt gemerkt: Frans Hals in het weergeven van mensen.  

Sint-Jorisschutterij

In de middeleeuwen telde Haarlem maar liefst 20 kloosters. Vanaf 1578 was de Gereformeerde Kerk in Haarlem de officiële door de overheid beschermde kerk. Wat betekende dat de katholieke bewoners van de kloosters, monniken en nonnen, naar het zuiden vertrokken of uit hun kerk traden. De kloosterterreinen kregen een andere bestemming. Op deze plek bevond zich ooit het Sint-Michielsklooster en nadat de kloosterlingen waren vertrokken, nam de schutterij van de Sint-Jorisdoelen er zijn intrek. Aan het einde van de 17e eeuw trokken de schutters in bij de Cluveniers en kwam er een stadsherberg. Weer later, in de 18e eeuw, werd dit een Proveniershuis, waar men tegen betaling kost en inwoning kon krijgen. Van 1810 tot 1866 was het een oudemannenhuis en vandaag de dag zijn de woningen in het Proveniershof te huur.  

Trou moet Blycken

Voordat de heren van de herensociëteit naar dit pand kwamen, hadden ze een pand aan de Grote Markt, naast het Frans Hals Museum locatie Hal. Maar door financiële problemen (oorzaak: een teruglopend ledenaantal) waren ze gedwongen om dit pand te verkopen.  

De rederijkamers zijn ontstaan in Vlaanderen en het waren dus de Vlamingen die dit ‘concept’ introduceerden in de Noordelijke Nederlanden. Dit gebeurde al rond de dertiende eeuw. De amateurdichters en voordrachtkunstenaars die bij rederijkamers waren aangesloten, schreven gedichten, liederen en toneelstukken. Bij festiviteiten en plechtige gebeurtenissen waren er ook echte optredens. En daarnaast waren er wedstrijden, zogenoemde landjuwelen, tussen de verschillende kamers.  

Een van de schilderijen die Frans Hals in de tijd van zijn lidmaatschap maakte, was het schilderij Peeckelhaeringh. Pekelharing was een nar die aanzette tot eten en drinken. De nar werd zo genoemd omdat een gepekelde haring ervoor zorgt dat je dorst krijgt. Ook Judith Leyster schilderde een pekelharing. Haar nar hangt in het Rijksmuseum.  

Omdat er in die tijd natuurlijk nog geen ijskasten bestonden, werd eten houdbaar gemaakt door het te zouten. En al dat gepekelde eten zorgde voor dorst, en die dorst werd gelest met, je raadt het al: bier.  

Sint Elisabeth Gasthuis

Voordat het Sint Elisabeth Gasthuis in het voormalig klooster was gevestigd, stond het op een andere plek. Op het Verwulft op precies te zijn, maar deze locatie werd getroffen door de grote stadsbrand van 1576. Op de gevelstenen zie je hoe zusters en broeders en hun patiënten wegvluchtten voor de brand. In het Gasthuis verbleven voornamelijk arme zieken die niet thuis verzorgd konden worden. In de 17e eeuw grensden aan weerszijden van de toegangspoort twintig proveniershuisjes. Deze huisjes waren bestemd voor – de naam zegt het al – proveniers. En dat waren weer mannen die tegen betaling hier konden wonen en maaltijden en verzorging van het ziekenhuis kregen. Bij een uitbreiding van het ziekenhuis in de 19e eeuw werden de huisjes aan de linkerkant afgebroken. Het Elisabeth Gasthuis heeft het lang volgehouden op deze locatie: pas in 1971 is het ziekenhuis verhuisd naar Schalkwijk en na een fusie werd het omgedoopt tot Spaarne Gasthuis.  

Johannes Verspronck en Frans Hals waren dan wel tijdgenoten, de heren hadden een compleet andere stijl. De stijl van Verspronck was gladder. Dat verschil in stijl betekende niet dat de een meer werd gewaardeerd dan de ander. Allebei de schilders werden zeer gewaardeerd in Haarlem. Het was meer een kwestie van smaak. Wil je een Hals of een Verspronck? De schilderijen die ze maakten van de regenten en regentessen hingen vroeger in de regenten- en regentessenkamers van het ziekenhuis en nu in het Frans Hals Museum. Waar anders? 

Frans Hals Museum - Oudemannenhuis

Mannen mochten niet in de hofjes wonen. De reden: men vond mannen niet zelfredzaam genoeg en dat moest wel om in een hofje te kunnen wonen. De was moest gedaan, eten gekookt, het tuintje verzorgd en dat konden de heren allemaal niet. Als alternatief en omdat de gasthuizen overvol raakten, werd het Oudemannenhuis gebouwd. Om de bouw te financieren werd een loterij georganiseerd tijdens een groot rederijkersfeest. En voor alle duidelijkheid: we hebben het over 1606. Toen werden dus al loterijen voor goede doelen georganiseerd! En dat rederijkersfeest was niet niks. Vijf dagen lang stond een toneel van twee verdiepingen op de Grote Markt voor kluchten en moralistische spelen. Uit het hele land kwamen deelnemers en kijkers. De opbrengst was meer dan 52.000 gulden, vergelijkbaar met een miljoen euro in de huidige tijd. Genoeg voor de bouw van het Oudemannenhuis. In de huisjes, die rondom een binnentuin lagen, konden zestig mannen wonen. Van het oorspronkelijke gebouw zijn de eetzaal, regentenkamers en de binnentuin nog over. Het gebouw is trouwens waarschijnlijk ontworpen door Pieter van Campen, de vader van Jacob van Campen, die we eerder tegenkwamen bij de Nieuwe Kerk.  
Er is wel eens gedacht dat Frans Hals een van de bewoners was, maar dat is niet waar. Hij is er hoogstwaarschijnlijk wel geweest, want zoals bekend heeft hij portretten gemaakt van de regenten en regentessen. Wat wij over deze portretten nog kunnen zeggen, is dat zijn stijl in die tijd anders was dan toen hij 25 jaar eerder zijn laatste schutterstuk schilderde. De regenten en regentessen droegen donkere kleding en Hals maakte ook de achtergrond donker. Hij kon zich uitleven met zijn vele tinten zwart. De losse toets die we gewend zijn van Frans Hals is in zijn laatste groepsportretten zeer herkenbaar.  

Frans Hals

Welkom in Haarlem

Vandaag

Morgen

Deze week

Dit weekend

Deze maand